Betekenis van:
zuipen

zuipen
Werkwoord
  • zwaar of gulzig drinken
"Hij zoop als een ketter."
zuipen
Werkwoord
  • alcohol drinken
"bier/jenever zuipen"
"(in je jeugd) flink gezopen hebben"

Hyperoniemen

zuipen
Werkwoord
  • in sterke mate olie of benzine verbruiken
"Die auto zuipt benzine en met deze prijzen is dat geen pretje."
zuipen
Werkwoord
  • zakken; zuipen

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord