Betekenis van:
zus
zus
Zelfstandig naamwoord
- een ander kind van dezelfde ouders van het vrouwelijk geslacht
"Ik heb twee zussen en een broer."
zus (de ~ | meervoud zussen)
Zelfstandig naamwoord
- vrouw met dezelfde ouders; vrouw met dezelfde ouders
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Mijn zus is mooi.
- Pedro heeft geen zus.
- Ze is mijn zus.
- Ik heb één zus.
- Mijn zus is heel intelligent.
- Scott's zus maakt graag sashimi.
- Ze moest haar zus verzorgen.
- Mijn zus houdt van snoep.
- Mijn zus is studente geworden.
- Zij is mijn oudere zus.
- Mijn zus heeft een baan.
- Mijn zus speelt met een pop.
- Mijn zus werkt als lerares Engels.
- Mijn zus heeft een leuke piano.
- Mary is de zus van Tom.