Betekenis van:
zwelgen

zwelgen
Werkwoord
  • zich onmatig verlustigen
"Zij stak uit de mouw van haar witten japon een blanken arm tusschen de wazige, blauwe trossen en plukte, en plukte meer. En het was een gulzigheid, in de druiven zwolgen zij. - Louis Couperus."
zwelgen
Werkwoord
  • overdreven opgaan in
"zwelgen in [je verdriet]"
"zwelgen in [weelde]"

Hyperoniemen

zwelgen
Werkwoord
  • te gulzig eten; iets gulzig eten; veel eten; gulzig eten; hard werken
"grote stukken vlees naar binnen zwelgen"
"zwelgen en brassen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord