Betekenis van:
zwenken

zwenken
Werkwoord
  • wenden, keren
"De vrachtwagen zwenkte naar rechts."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Verdeel het vet homogeen door zwenken en, indien nodig, door roeren.
  2. apparatuur voor het besturen en doen zwenken van ionenbundels met hoge energie;
  3. Meng het monster door zwenken of roeren, maar voorkom dat luchtbellen ontstaan doordat te hard wordt geroerd.
  4. Verwarm de recipiënt eerst zacht, zo nodig onder af en toe zwenken, totdat de massa is verkoold en het schuim is verdwenen; verhit vervolgens krachtiger tot de vloeistof regelmatig kookt.