aflægge, gøre, lave {ww.} maken
doen
uitvoeren
uitrichten
uitbrengen
bedrijven
aanmaken
Hvad tror du, hun vil gøre?
Wat denk je, wat zou ze gaan doen?
Du bliver ved med at lave de samme fejl gang efter gang.
Je blijft keer op keer dezelfde fouten maken.