Vertaling van bor
Inhoud:
Deens
Nederlands
Voorbeelden in zinsverband
Deens
Nederlands
"Hvor bor du?" "Jeg bor i Tokyo."
"Waar woon jij?" "Ik woon in Tokio."
Han bor i Osaka.
Hij woont in Osaka.
Jeg bor i Hyogo.
Ik woon in Hyogo.
Hvor bor han?
Waar woont hij?
Hvor bor du, forresten?
Waar woont gij eigenlijk?
Hvor bor du?
Waar woont gij?
Bor du her?
Woont u hier?
Vi bor i et hus.
We wonen in een huis.
På hvilken etage bor du?
Op welke verdieping woont ge?
John bor i New York.
John woont in New York.
Jeg ved hvor han bor.
Ik weet waar hij woont.
Mine forældre bor i Kyoto.
Mijn ouders wonen in Kioto.
Han bor ikke her mere.
Hij woont hier niet meer.
Jeg ved hvor du bor.
Ik weet waar je woont.
Jeg bor hos min onkel i Tokyo.
Ik verblijf bij mijn oom in Tokio.