Vertaling van er

Inhoud:

Deens
Nederlands
er {ww.}
is
"Hvem er det?" "Det er din mor."
"Wie is het?" "Het is je moeder."
Mit navn er Ludwig.
Mijn naam is Ludwig.


Voorbeelden in zinsverband

Deens
Nederlands

"Hvem er det?" "Det er din mor."

"Wie is het?" "Het is je moeder."

Det er fordi du er en pige.

Dat komt doordat je een meisje bent.

Her er din hund. Hvor er min?

Hier is je hond. Waar is de mijne?

Hun er fraværende fordi hun er syg.

Ze is er niet omdat ze ziek is.

Kunsten er lang, livet er kort.

De kunst is lang, het leven is kort.

Du er en idiot.

Jij bent een idioot.

Dette er en hest.

Dit is een ros.

Natten er stadig ung.

De nacht is nog jong.

Jeg er også lærer.

Ik ben ook leraar.

Er du faret vild?

Bent u verdwaald?

Mary er neurotisk.

Mary is neurotisch.

Jeg er udmattet.

Ik ben uitgeput.

Sommeren er forbi.

De zomer is voorbij.

Er drikke gratis?

Zijn dranken gratis?

Papiret er hvidt.

Het papier is wit.