Vertaling van ferie


Deens
Nederlands
ferie {zn.}
vakantie  [v]
verlof 
vrije tijd
Når man begynder at ligne sit pasbillede, burde man tage på ferie.
Als je op de foto in je paspoort begint te lijken moet je op vakantie gaan.
ferie {zn.}
vakantie  [v]