Vertaling van noget
Voorbeelden in zinsverband
Jeg kan høre noget.
Ik hoor iets.
Hun sagde ikke noget.
Ze heeft niets gezegd.
Han sagde ikke noget.
Hij zei niets.
Jeg vil drikke noget koldt.
Ik wil iets kouds drinken.
Der er noget galt med bremserne.
Er is iets mis met de remmen.
Jeg søgte noget som ikke eksisterede.
Ik was op zoek naar iets wat er niet was.
Der er noget mælk tilbage i køleskabet.
Er is nog melk in de koelkast.
Tænd lyset. Jeg kan ikke se noget.
Doe het licht aan. Ik zie niks.
Kunne du tænke dig noget at drikke?
Wil je iets te drinken?
Der er noget galt med motoren.
Er is iets mis met de motor.
Der er ikke noget drikkeligt vand.
Er is geen drinkbaar water.
Han bar en kniv eller noget lignende.
Hij droeg een mes of iets dergelijks.
Jeg kender ikke noget til ham.
Ik weet niets over hem.
Jeg har noget at fortælle dig.
Ik heb je iets te vertellen.
Jeg har brug for noget at skrive med.
Ik heb iets nodig om mee te schrijven.