Vertaling van år

Inhoud:

Deens
Nederlands
år [o] {zn.}
jaar 
Hun er 31 år.
Ze is eenendertig jaar.
I år tilbyder vi det samme sprogkursus som sidste år.
Dit jaar bieden we dezelfde taalcursus aan als vorig jaar.


Voorbeelden in zinsverband

Deens
Nederlands

Hun er 31 år.

Ze is eenendertig jaar.

I år tilbyder vi det samme sprogkursus som sidste år.

Dit jaar bieden we dezelfde taalcursus aan als vorig jaar.

Tyve år er lang tid.

Twintig jaar is een lange tijd.

Jeg er 18 år gammel.

Ik ben achttien jaar oud.

Et år har tolv måneder.

Een jaar heeft twaalf maanden.

Jeg bliver sytten næste år.

Volgend jaar word ik zeventien.

Var han i Hokkaido sidste år?

Is hij in Hokkaido geweest vorig jaar?

Vi blev gift for syv år siden.

We zijn zeven jaar geleden getrouwd.

Han er tre år ældre end hende.

Hij is drie jaar ouder dan zij.

Han er tre år ældre end hende.

Hij is drie jaar ouder dan zij is.

Jeg er nu 30 år gammel.

Ik ben nu 30.

Han er tre år ældre end hende.

Hij is 3 jaar ouder dan zij.

"Hvor gammel er hun?" - "Hun er tolv år."

"Hoe oud is ze?" "Ze is twaalf jaar oud."

Han holdt op med at ryge sidste år.

Hij stopte met roken vorig jaar.

Min bror er to år ældre end mig, men han er tre centimeter lavere.

Mijn broer is twee jaar ouder dan ik, maar hij is drie centimeter kleiner.