Vertaling van Ausland

Inhoud:

Duits
Nederlands
Ausland [o] (das ~), Fremde [v] (die ~) {zn.}
buitenland  [o]
Er studierte im Ausland.
Hij studeerde in het buitenland.
Er ging ins Ausland.
Hij ging naar het buitenland.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Er studierte im Ausland.

Hij studeerde in het buitenland.

Er ging ins Ausland.

Hij ging naar het buitenland.

Ich studiere im Ausland.

Ik studeer in het buitenland.

Ich möchte ins Ausland gehen.

Ik wil naar het buitenland.

Ich will im Ausland studieren.

Ik wil in het buitenland studeren.

Warst du jemals im Ausland?

Ben je ooit in het buitenland geweest?

Ich war nie im Ausland.

Ik ben nooit in het buitenland geweest.

Warum wollt ihr im Ausland studieren?

Hoezo wil je in het buitenland studeren?

Mein erwachsener Sohn studiert jetzt im Ausland.

Mijn volwassen zoon studeert nu in het buitenland.

Ein Freund von mir studiert im Ausland.

Een vriend van mij studeert in het buitenland.

Ist dein Onkel immer noch im Ausland?

Is jullie oom nog steeds in het buitenland?

Mein Vater reist manchmal ins Ausland.

Mijn vader gaat soms naar het buitenland.

Er ist gerade aus dem Ausland zurückgekommen.

Hij is net vanuit het buitenland terug.

Wie lange sind Sie schon im Ausland?

Hoe lang was je in het buitenland?

Ist dies Ihre erste Reise ins Ausland?

Is dit je eerste reis in het buitenland?


Gerelateerd aan Ausland

Fremde