Vertaling van Auto

Inhoud:

Duits
Nederlands
Auto [o] (das ~), Automobil [o] (das ~), Kraftwagen [m] (der ~), Kraftfahrzeug [o] (das ~) {zn.}
auto  [m]
automobiel  [m]
Hast du ein Auto?
Heb je een auto?
Er hat ein Auto.
Hij heeft een auto.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Hast du ein Auto?

Heb je een auto?

Er hat ein Auto.

Hij heeft een auto.

Dieses Auto ist schnell.

Deze auto is snel.

Das Auto fährt schnell.

De auto rijdt snel.

Ich habe ein Auto.

Ik heb een auto.

Ich bin im Auto.

Ik ben in de auto.

Das ist mein Auto.

Dit is mijn auto.

Das ist mein Auto.

Dit is mijn auto.

Haben Sie ein Auto?

Heb je een auto?

Kannst du Auto fahren?

Kunt u autorijden?

Das ist sein Auto.

Dat is zijn auto.

Sein Auto ist ein Ford.

Zijn auto is een Ford.

Sein Auto ist wirklich chic.

Zijn auto is echt gaaf.

Er hat ein ausländisches Auto.

Hij heeft een buitenlandse wagen.

Dieses Auto ist wie neu.

Deze auto is net als nieuw.


Gerelateerd aan Auto

Automobil - Kraftwagen - Kraftfahrzeug