Vertaling van Bann

Inhoud:

Duits
Nederlands
Bann [m] (der ~), Fluch [m] (der ~), Bannfluch [m] (der ~), Kirchenbann [m] (der ~), Verdammerung, Verwünschung [v] (die ~) {zn.}
excommunicatie [v]
ban [m]
banvloek  [m]
anathema [o]
festschmieden, fesseln, bannen, annageln {ww.}
vastsmeden
ausstoßen, bannen {ww.}
verbannen 
uitwijzen
uitdrijven
uitjagen
naar buiten jagen
bannen, ins Exil schicken, verbannen {ww.}
verbannen 
uitbannen