Vertaling van Bibel-

Inhoud:

Duits
Nederlands
biblisch, Bibel- {bn.}
bijbels
Bibel {zn.}
Bijbel [m]
bijbel [m] (de ~)
Schrift [m] (de ~)
testament [o] (het ~)
Wer hat die Bibel geschrieben?
Wie heeft de bijbel geschreven?
Laut der Bibel erschuf Gott die Welt in sechs Tagen.
Volgens de bijbel schiep God de wereld in zes dagen.
Bibel {zn.}
Bijbel [m]
orakelspreuk
godswoord
Die Bibel ist ein derart vielschichtiges Schriftwerk, dass sie unmöglich von nur einem Autor geschrieben worden sein kann.
De Bijbel is duidelijk een complex geschrift, dat onmogelijk door één auteur geschreven kan zijn.
Bibel [v] (die ~) {zn.}
bijbel 


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Wer hat die Bibel geschrieben?

Wie heeft de bijbel geschreven?

Laut der Bibel erschuf Gott die Welt in sechs Tagen.

Volgens de bijbel schiep God de wereld in zes dagen.

Die Bibel ist ein derart vielschichtiges Schriftwerk, dass sie unmöglich von nur einem Autor geschrieben worden sein kann.

De Bijbel is duidelijk een complex geschrift, dat onmogelijk door één auteur geschreven kan zijn.


Gerelateerd aan Bibel-

biblisch - Bibel