Vertaling van Brause

Inhoud:

Duits
Nederlands
Brause [v] (die ~), Brausebad {zn.}
stortbad
douche [v]
Brause [v] (die ~), Dusche [v] (die ~), Sturzbad {zn.}
douche [v]
stortbad
In der Dusche ist eine Spinne.
Er zit een spin in de douche.
Mit Dusche / mit Bad
Met douche/ Met badkamer
brausen, Geräusch machen, lärmen, Geräusch hervorbringen {ww.}
leven maken
lawaai maken
te keer gaan
rumoeren
rommelen
denderen
aangaan 

ich brause

ik rumoer
» meer vervoegingen van rumoeren

duschen, brausen, abbrausen {ww.}
een douche nemen
douchen

ich brause

ik douch
» meer vervoegingen van douchen

brausen, sausen, zischen {ww.}
loeien 
bulderen
daveren
brullen

ich brause

ik loei
» meer vervoegingen van loeien

brausen, kochen, sieden, wallen {ww.}
koken
zieden
op het kookpunt zijn
borrelen

ich brause

ik kook
» meer vervoegingen van koken

Bob kann kochen.
Bob kan koken.
Ich kann nicht kochen.
Ik kan niet koken.