Vertaling van Burg
Inhoud:
Duits
Nederlands
Burg {zn.}
kasteel
burcht
burcht
Mein Heim ist meine Burg.
Mijn thuis is mijn kasteel.
naturalisieren, einbürgern {ww.}
naturaliseren
ich bürg(e)re ein
ik naturaliseer
» meer vervoegingen van naturaliseren
bürgen, verbürgen, garantieren, gewährleisten, bürgen für, sich verbürgen für, Garantie leisten für, einstehen {ww.}
waarborgen
garanderen
sponsoren
borg staan voor
garanderen
sponsoren
borg staan voor