Vertaling van Cousin

Inhoud:

Duits
Nederlands
Cousin [m] (der ~), Vetter [m] (der ~) {zn.}
neef  [m]
kozijn  [m]
Er ging, um bei seinem Vetter zu bleiben.
Hij ging weg om bij zijn kozijn te blijven.
Mein Cousin ist etwas älter als ich es bin.
Mijn neef is iets ouder dan ik.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Das ist mein Cousin.

Dit is mijn nicht.

Mein Cousin ist etwas älter als ich es bin.

Mijn neef is iets ouder dan ik.

John ist nicht mein Bruder, sondern mein Cousin.

John is niet mijn broer maar mijn neef.


Gerelateerd aan Cousin

Vetter