Vertaling van Ehre

Inhoud:

Duits
Nederlands
Ehre [v] (die ~) {zn.}
eer  [v]
hulde
Ich hatte nicht die Ehre, ihn zu kennen.
Ik had de eer niet om hem te ontmoeten.
Glorie [v] (die ~), Ruhm [m] (der ~), Ruhmesglanz, Zierde [v] (die ~), Stolz [m] (der ~), Lobpreisung [v] (die ~), Verehrung [v] (die ~), Ehre [v] (die ~) {zn.}
roem
beroemdheid  [v]
lof
glorie [v]
achten, hochschätzen, schätzen, hochachten, ästimieren, ehren {ww.}
hoogachten
achting hebben voor
achting toedragen
achten 

ich ehre

ik acht hoog
» meer vervoegingen van hoogachten

ehren, beehren, verehren, in Ehren halten, achten, würdigen, schätzen {ww.}
huldigen
vereren
eren 

ich ehre

ik huldig
» meer vervoegingen van huldigen