Vertaling van Englisch

Inhoud:

Duits
Nederlands
Englisch [o] (das ~), englische Sprache {zn.}
Engels  [o]
Engelse taal [v]
Die englische Sprache wird von vielen Menschen verwendet.
Het Engels wordt door veel mensen gebruikt.
Sie spricht immer Englisch.
Ze spreekt altijd Engels.
englisch, Engländer- {bn.}
Engels 


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Sprichst du Englisch?

Spreken jullie Engels?

Du sprichst fließend Englisch.

Je spreekt vloeiend Engels.

Verzeihung, sprechen Sie Englisch?

Excuseer, spreekt u Engels?

Ich lerne gerne Englisch.

Ik studeer graag Engels.

Er lehrt Englisch.

Hij geeft les Engels.

Ich kann Englisch lesen.

Ik ben in staat Engels te lezen.

Ich lerne gern Englisch.

Ik studeer graag Engels.

Englisch sprechen ist schwierig.

Engels spreken is moeilijk.

Spricht sie Englisch?

Spreekt ze Engels?

Sie spricht immer Englisch.

Ze spreekt altijd Engels.

Spricht er Englisch?

Spreekt hij Engels?

Sein Englisch ist perfekt.

Zijn Engels is perfect.

Ellen spricht kein Englisch.

Ellen spreekt geen Engels.

Spricht hier jemand Englisch?

Spreekt hier iemand Engels?

Ich kann Englisch sprechen.

Ik kan Engels spreken.


Gerelateerd aan Englisch

synoniemen

englische Sprache - englisch - Engländer-