Vertaling van Fach
Inhoud:
Duits
Nederlands
Fach {zn.}
specialiteit
eigenaardigheid
eigenaardigheid
anfeuern, aufregen, anregen, ermutigen, erregen, reizen, schüren, anfachen, aufreizen {ww.}
werken op
verhitten
opwinden
prikkelen
aanwakkeren
verhitten
opwinden
prikkelen
aanwakkeren
fächeln, wedeln {ww.}
frisse lucht toewaaien
wannen
waaien
wannen
waaien
ich fäch(e)le
ik wan
» meer vervoegingen van wannen