Vertaling van Fahrerschein

Inhoud:

Duits
Nederlands
Fahrerschein, Führerschein [m] (der ~) {zn.}
rijbewijs [o]
Sie hat keinen Führerschein.
Ze heeft geen rijbewijs.
Haben Sie einen Führerschein?
Heeft u een rijbewijs?


Gerelateerd aan Fahrerschein

Führerschein