Vertaling van Fraß
Inhoud:
Duits
Nederlands
Diese Mahlzeit reicht für zwei.
Deze maaltijd is genoeg voor twee personen.
Ich werde hier essen.
Ik zal hier eten.
fressen, schlingen, verschlingen {ww.}
schransen
schrokken
gulzig eten
schrokken
gulzig eten
ich fraß
er/sie/es fraß
ik schranste
hij/zij/het schranste
» meer vervoegingen van schransen
ich fraß
er/sie/es fraß
ik at
hij/zij/het at
» meer vervoegingen van eten
Eichhörnchen fressen Haselnüsse.
Eekhoorntjes eten hazelnoten.
Termiten essen Holz.
Termieten eten hout.