Vertaling van Fuge

Inhoud:

Duits
Nederlands
Fuge [v] (die ~), Gelenk [o] (das ~), Gelenkverbindung [v] (die ~), Gelenkknoten, Artikulation [v] (die ~) {zn.}
gelid 
lid 
gewricht
knoop  [m]
geleding [v]
Fuge [v] (die ~) {zn.}
fuga [v]
behagen, fügen, ziemen, geziemen {ww.}
betamen
voegen
uitkomen 
schikken 
passen
gelegen komen
fügen, gesellen, vereinigen {ww.}
verenigen
bijeenbrengen 
samenbrengen
aaneenvoegen
Er versuchte, die verschiedenen Gruppen zu vereinigen.
Hij heeft geprobeerd de verschillende groepen te verenigen.