Vertaling van Gemüt

Inhoud:

Duits
Nederlands
Gemüt [o] (das ~), Herz [o] (das ~) {zn.}
hart [o]
Du hast kein Herz.
Je hebt geen hart.
Sein Herz ist gebrochen.
Zijn hart is gebroken.
Gemüt [o] (das ~), Seele [v] (die ~), Geist [m] (der ~), Herz [o] (das ~), Triebfeder [v] (die ~) {zn.}
ziel 
geest  [m]
gemoed 
Seine Seele war im Himmel.
Zijn ziel was in het hemel.
Denkst du, dass Tiere eine Seele haben?
Denk je dat dieren een ziel hebben?
Charakter [m] (der ~), Gemüt [o] (das ~) {zn.}
geaardheid [v]
karakter [o]
aard  [m]


Gerelateerd aan Gemüt

Herz - Seele - Geist - Triebfeder - Charakter