Vertaling van Geschwister
Inhoud:
Duits
Nederlands
Geschwister {eigenn.}
broers
zussen
Voorbeelden in zinsverband
Duits
Nederlands
Tom hat zwölf Geschwister.
Tom heeft 12 broers en zussen.
Mein Vater hat fünf Geschwister.
Mijn vader heeft vijf broers en zussen.
Ich habe mich immer gefragt, wie es wäre, Geschwister zu haben.
Ik heb me altijd afgevraagd hoe het zou zijn om broertjes en zusjes te hebben.