Vertaling van Geschäft
Inhoud:
Duits
Nederlands
Geschäft , Kaufladen , Lagerhaus , Magazin , Warenhaus {zn.}
pakhuis
magazijn
magazijn
Geschäft, Handel {zn.}
zaken
Geschäft ist Geschäft.
Zaken zijn zaken.
Geschäft ist Geschäft!
Zaken zijn zaken.
Voorbeelden in zinsverband
Duits
Nederlands
Geschäft ist Geschäft.
Zaken zijn zaken.
Geschäft ist Geschäft!
Zaken zijn zaken.
Toms Geschäft geht sehr gut.
Tom's bedrijf doet het heel goed.
Was hat sie in diesem Geschäft gekauft?
Wat kocht ze in die winkel?
Vater gründete sein Geschäft vor 40 Jahren.
Vader stichtte zijn onderneming 40 jaar geleden.
Herr Spencer arbeitet in einem Geschäft.
Meneer Spencer werkt in een winkel.
Er erbte das Geschäft von seinem Vater.
Hij heeft het bedrijf van zijn vader geërfd.
Ich mag es nicht, Geschäft und Vergnügen zu vermischen.
Ik meng niet graag zaken met plezier.