Vertaling van Glück

Inhoud:

Duits
Nederlands
Glück [o] (das ~), Glücksfall [m] (der ~) {zn.}
geluk 
meevaller
gelukje
buitenkans
zwijntje [o]
zwijn 
tref
mazzel
veine [v]
buitenkansje [o]
bof [m]
Was ist Glück?
Wat is geluk?
Aber er hatte Glück.
Maar hij heeft geluk gehad.
Glück [o] (das ~) {zn.}
geluk 
Er hat Glück, so eine gute Ehefrau zu haben.
Hij heeft geluk zo'n goede vrouw te hebben.
Lieben und geliebt zu werden, ist das größte Glück auf Erden.
Beminnen en bemind worden is het grootste geluk.
Glücksfall [m] (der ~), Glück [o] (das ~), Gunst des Schicksals {zn.}
fortuinlijkheid [v]
lot
fortuin
glucken {ww.}
klokken
kakelen
glucksen, gluckern {ww.}
klokken
gedeihen, gelingen, geraten, glücken, prosperieren {ww.}
welvaren
vooruitkomen
tieren
gedijen
floreren
bloeien 


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Viel Glück!

Succes.

Was ist Glück?

Wat is geluk?

Aber er hatte Glück.

Maar hij heeft geluk gehad.

Trautes Heim, Glück allein!

Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.

Trautes Heim, Glück allein!

Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.

Er hat Glück, so eine gute Ehefrau zu haben.

Hij heeft geluk zo'n goede vrouw te hebben.

Lieben und geliebt zu werden, ist das größte Glück auf Erden.

Beminnen en bemind worden is het grootste geluk.

Ich hatte Glück, dass es mir gelungen ist, einen guten Baby-Sitter zu finden.

Ik heb geluk gehad dat ik er in geslaagd ben een goede babysit te vinden.