Vertaling van Haar-
Inhoud:
Duits
Nederlands
Haar-, haarig, behaart, mit Haaren bedeckt, mit Haaren {bn.}
harig
Sie hat kurzes Haar.
Ze heeft kort haar.
Ihr Haar ist sehr kurz.
Haar haar is heel kort.
Voorbeelden in zinsverband
Duits
Nederlands
Sie hat kurzes Haar.
Ze heeft kort haar.
Ihr Haar ist sehr kurz.
Haar haar is heel kort.
Um ein Haar wäre ich von einem Auto überfahren worden.
Ik werd bijna door een auto overreden.