Vertaling van Hand

Inhoud:

Duits
Nederlands
Hand {zn.}
hand  [v]
Johannes’ Hand ist sauber.
De hand van Jan is rein.
Meine Hand ist in warmem Wasser.
Mijn hand is in warm water.
handeln, Handel treiben {ww.}
handelen
handel drijven

ich hand(e)le

ik handel
» meer vervoegingen van handelen

Wir müssen speditiv handeln.
We moeten snel handelen.
agieren, handeln, verfahren, vorgehen, wirken, tätig sein, machen, sich verhalten, einwirken {ww.}
doen 
handelen
te werk gaan
optreden 
bezig zijn
ageren

ich hand(e)le

ik doe
» meer vervoegingen van doen

Was muss ich machen?
Wat moet ik doen?
Warum muss ich das machen?
Waarom moet ik dat doen?
agieren, handeln, verfahren, vorgehen, wirken, tätig sein, machen, sich verhalten, einwirken {ww.}
doen 
handelen
te werk gaan
bezig zijn
ageren
optreden 

ich hand(e)le

ik doe
» meer vervoegingen van doen

Sie machen es jede Woche.
Ze doen het elke week.
Was werden Sie heute Abend machen?
Wat ga je vanavond doen?
agieren, handeln, verfahren, vorgehen, wirken, tätig sein, machen, sich verhalten, einwirken {ww.}
doen 
handelen
te werk gaan
bezig zijn
ageren
optreden 
tussenkomen

ich hand(e)le

ik doe
» meer vervoegingen van doen



Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Macht und Geld gehen Hand in Hand.

Macht en geld zijn onafscheidelijk.

Johannes’ Hand ist sauber.

De hand van Jan is rein.

Meine Hand ist in warmem Wasser.

Mijn hand is in warm water.

Sie hat Blumen in ihrer Hand.

Ze heeft bloemen in haar hand.

Ich trage ein Buch in meiner Hand.

Ik heb een boek in mijn hand.

Auf dem Bild hältst du meine Hand.

Je houdt m'n hand vast op die foto.

Hat er um deine Hand angehalten?

Heeft hij jou ten huwelijk gevraagd?

Beiß nie die Hand, die dich füttert.

Bijt nooit de hand die je voedt.

Er hat dem bekannten Sänger die Hand gegeben.

Hij schudde de hand van de beroemde zanger.

Ich streckte meine Hand nach dem Buch aus.

Ik strekte mijn hand uit naar het boek.

Man kann mit einer geballten Faust nicht die Hand geben.

Met gebalde vuist kan je iemands hand niet schudden.

Ich habe mein Wörterbuch gerade nicht zur Hand.

Ik heb mijn woordenboek niet bij de hand.

Tom fragte Mary, wie viel Geld sie zur Hand habe.

Tom vroeg Mary hoeveel geld ze had.

Der tapfere Ritter tritt vor und küsst der Dame die Hand.

De dappere ridder stapt naar voren en kust de dame de hand.

Die Hand hat fünf Finger: den Daumen, den Zeigefinger, den Mittelfinger, den Ringfinger und den kleinen Finger.

De hand heeft vijf vingers: duim, wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink.


Gerelateerd aan Hand

handeln - Handel treiben - agieren - verfahren - vorgehen - wirken - tätig sein - machen - sich verhalten - einwirkenagieren