Vertaling van Heulen
Inhoud:
Duits
Nederlands
Heulen , Geheul {zn.}
gehuil
heulen, zetern {ww.}
uitbrullen
gillen
brullen
bulderen
blèren
gillen
brullen
bulderen
blèren
wir heulen
sie heulen
wij brullen uit
zij brullen uit
» meer vervoegingen van uitbrullen
heulen {ww.}
huilen
brullen
brullen
wir heulen
sie heulen
wij huilen
zij huilen
» meer vervoegingen van huilen
heulen, jammern {ww.}
tranen met tuiten huilen
hete tranen schreien
hete tranen schreien