Vertaling van Kauf

Inhoud:

Duits
Nederlands
Kauf [m] (der ~), Einkauf [m] (der ~) {zn.}
aankoop  [m]
aanschaf [m]
overname
koop
inkoop
afname [v]
Sie sparen ihr Geld für den Kauf eines Hauses.
Ze sparen hun geld voor de aankoop van een huis.
Dima behielt den Anzug an, verließ den Umkleideraum und erklärte, dass er den Kauf tätigen wolle.
Met het pak aan liep Dima het pashokje uit en verklaarde dat hij de aanschaf wilde doen.
kaufen, sich kaufen, einkaufen, abkaufen, erstehen {ww.}
kopen 
aanschaffen 
overnemen 
inkopen
aankopen
afnemen 
Er will sich ein neues Wörterbuch kaufen.
Hij wil zich een nieuw woordenboek aanschaffen.
Ich möchte Skistiefel kaufen.
Ik wil skischoenen kopen.
loskaufen, freikaufen, erlösen {ww.}
loskopen
vrijkopen
afkopen
zurückkaufen {ww.}
terugkopen
inlossen


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Ich kauf ein Neues.

Ik zal een nieuwe kopen.

Sie sparen ihr Geld für den Kauf eines Hauses.

Ze sparen hun geld voor de aankoop van een huis.

Verschwende mal nicht dein Geld durch den Kauf von Dingen, die du nicht brauchst.

Verspil je geld niet door dingen te kopen die je niet nodig hebt.

Dima behielt den Anzug an, verließ den Umkleideraum und erklärte, dass er den Kauf tätigen wolle.

Met het pak aan liep Dima het pashokje uit en verklaarde dat hij de aanschaf wilde doen.