Vertaling van Nahrung

Inhoud:

Duits
Nederlands
Ätzung [v] (die ~), Ernährung [v] (die ~), Futter [o] (das ~), Nahrung [v] (die ~), Nahrungsmittel [o] (das ~) {zn.}
voedsel 
voer 
voedingsmiddel
voeder
kost
voeding [v]
Er musste tagelang ohne Nahrung auskommen.
Hij moest het dagenlang zonder voedsel stellen.
Diät [v] (die ~), Nahrung [v] (die ~), Kost [v] (die ~) {zn.}
dieet [o]
Ich bin auf Diät.
Ik ben op dieet.
Ich bin im Moment auf Diät.
Voor het ogenblik ben ik op dieet.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Wie findet man Nahrung im Weltraum?

Hoe vind je eten in de ruimte?

Er musste tagelang ohne Nahrung auskommen.

Hij moest het dagenlang zonder voedsel stellen.


Gerelateerd aan Nahrung

Ätzung - Ernährung - Futter - Nahrungsmittel - Diät - Kost