Vertaling van Opa

Inhoud:

Duits
Nederlands
Großvater [m] (der ~), Opa [m] (der ~) {zn.}
opa  [m]
grootvader  [m]
bestevaar
Wo lebt dein Opa?
Waar woont je opa?
Opa hat sich erkältet.
Opa is verkouden.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Wo lebt dein Opa?

Waar woont je opa?

Opa hat sich erkältet.

Opa is verkouden.

Mein Opa geht gerne wandern.

Mijn opa houdt van wandelen.


Gerelateerd aan Opa

Großvater