Vertaling van Paß gehen
divergeren
sie gehen auseinander
zij lopen uiteen
» meer vervoegingen van uiteenlopen
rafelen
wir gehen auf
sie gehen auf
wij rafelen uit
zij rafelen uit
» meer vervoegingen van uitrafelen
wir gehen an
sie gehen an
wij raken
zij raken
» meer vervoegingen van raken
wir gehen ab
sie gehen ab
wij laten los
zij laten los
» meer vervoegingen van loslaten
trasseren
wir gehen ab
sie gehen ab
wij trekken
zij trekken
» meer vervoegingen van trekken
uiteengaan
sie gehen auseinander
zij gaan uiteen
» meer vervoegingen van uiteengaan
wir gehen auseinander
sie gehen auseinander
wij scheiden
zij scheiden
» meer vervoegingen van scheiden
openvallen
sie gehen auf
zij gaan open
» meer vervoegingen van opengaan
wir gehen auf
sie gehen auf
wij gaan op
zij gaan op
» meer vervoegingen van opgaan