Vertaling van Ruf

Inhoud:

Duits
Nederlands
Ruf [m] (der ~) {zn.}
roep
Gerücht [o] (das ~), Ruf [m] (der ~), Leumund [m] (der ~) {zn.}
reputatie [v]
roep
roem
mare 
befaamdheid [v]
faam [v]
Er hat einen guten Ruf.
Hij heeft een goede reputatie.
Ansehen [o] (das ~), Reputation, Ruf [m] (der ~) {zn.}
reputatie [v]
roep
naam
faam [v]
Tom hat eine schlechte Reputation.
Tom heeft een slechte reputatie.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Ruf mich morgen an.

Bel me morgen.

Ruf mich an!

Telefoneer mij!

Er hat einen guten Ruf.

Hij heeft een goede reputatie.

Ruf einen Arzt

Bel een dokter!

Ruf einen Krankenwagen

Bel een ziekenwagen!

Ruf mich sofort an, wenn Du ihn getroffen hast.

Bel me onmiddellijk nadat je hem hebt ontmoet.

Ruf mich um vier Uhr an. Ich muss den ersten Zug nehmen.

Bel me om vier uur. Ik moet de eerste trein nemen.


Gerelateerd aan Ruf

Gerücht - Leumund - Ansehen - Reputation