Vertaling van Schüler
scholier
Voorbeelden in zinsverband
Wir sind Schüler.
We zijn leerlingen.
Dieser Schüler ist Amerikaner.
Deze student is Amerikaans.
Wir sind Schüler.
We zijn studenten.
Die Schüler sind faul.
De studenten zijn lui.
Ich bin kein Schüler.
Ik ben geen leerlinge.
In unserer Klasse sind vierzig Schüler.
Er zitten veertig leerlingen in onze klas.
Ein paar Schüler sind zurückgelassen worden.
Enkele studenten waren achter gelaten.
Sind Sie hier Lehrer oder Schüler?
Ben je een leerkracht of een leerling hier?
Sehr viele Schüler fehlten in der Schule.
Veel studenten waren afwezig van school.
Die Schüler haben das Gedicht auswendig gelernt.
De studenten leerden dit gedicht uit hun hoofd.
Heute haben ziemlich viele Schüler gefehlt.
Er waren redelijk wat leerlingen niet in de les vandaag.
Eine nicht geringe Zahl der Schüler möchte studieren.
Een aanmerkelijk aantal studenten wil naar de universiteit gaan.
Heute sind viel mehr Schüler im Klassenzimmer als gestern.
Er zijn vandaag veel meer leerlingen in de schoollokaal dan gisteren.
Der Schüler entschloss sich dazu, seine Hausarbeit zu kürzen, indem er alle unnötigen Details strich.
De student besloot zijn paper in te korten door de overbodige details eruit te halen.
Bob ist der einzige Schüler in unserer Klasse, der Spanisch kann.
Bob is de enige leerling in onze klas die Spaans kan spreken.