Vertaling van Schule

Inhoud:

Duits
Nederlands
Schule [v] (die ~) {zn.}
school  [v]
leerschool [v]
Das ist meine Schule.
Dat is mijn school.
Ich gehe zur Schule.
Ik ga naar school.
Schule [v] (die ~) {zn.}
school 
kunstrichting [v]
Wo ist die Schule?
Waar is de school?
Geh in die Schule.
Ga naar school.
exerzieren, üben, einüben, einexerzieren, ausbilden, schulen {ww.}
oefenen 
drillen

ich schule

ik oefen
» meer vervoegingen van oefenen

Kann ich mit Ihnen üben?
Kan ik met je oefenen?


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Das ist meine Schule.

Dat is mijn school.

Ich gehe zur Schule.

Ik ga naar school.

Wo ist die Schule?

Waar is de school?

Geh in die Schule.

Ga naar school.

Das ist unsere Schule.

Dat is onze school.

Wo ist deine Schule?

Waar is je school?

Wann gehst du zur Schule?

Wanneer ga je naar school?

Ich kam rechtzeitig zur Schule.

Ik ben op tijd op school gekomen.

Diese Schule wurde 1650 gegründet.

Deze school is opgericht in 1650.

Diese Schule wurde 1650 eröffnet.

Deze school is opgericht in 1650.

Ich besuche eine staatliche Schule.

Ik zit op een openbare school.

Wir müssen zur Schule gehen.

Wij moeten naar school gaan.

Ich mag die Schule nicht.

Ik vind school niet leuk.

Tom hat die Schule abgebrochen.

Tom ging van school.

Spielst du nach der Schule Tennis?

Speelt ge tennis na de school?


Gerelateerd aan Schule

synoniemen

exerzieren - üben - einüben - einexerzieren - ausbilden - schulen