Vertaling van Schur

Inhoud:

Duits
Nederlands
Schur [v] (die ~) {zn.}
knip
anfeuern, aufregen, anregen, ermutigen, erregen, reizen, schüren, anfachen, aufreizen {ww.}
werken op
verhitten
opwinden
prikkelen
aanwakkeren


Gerelateerd aan Schur

anfeuern - aufregen - anregen - ermutigen - erregen - reizen - schüren - anfachen - aufreizen