Vertaling van Sommer-

Inhoud:

Duits
Nederlands
Sommer-, sommerlich {bn.}
zomer-
zomers
Sommer [m] (der ~) {zn.}
zomer 
zomertijd
Der Sommer ist vorbei.
De zomer is voorbij.
Der Sommer ist vorbei.
De zomer is voorbij.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Der Sommer ist vorbei.

De zomer is voorbij.

Der Sommer ist vorbei.

De zomer is voorbij.

Der Sommer ist vorbei.

De zomer is voorbij.

Der Sommer ist zu Ende.

De zomer is voorbij.

Eine Schwalbe macht noch keinen Sommer.

Eén zwaluw maakt nog geen zomer.

Wo willst du diesen Sommer hingehen?

Waar wil je van de zomer heen gaan?

Wir hatten diesen Sommer wenige Sonnentage.

We hebben weinig zonnige dagen gehad deze zomer.

Eine Schwalbe macht noch keinen Sommer.

Eén zwaluw maakt de lente niet.

Im Sommer gehe ich oft an den Strand zum Schwimmen.

Ik zwem vaak op het strand in de zomer.

Sie macht nicht immer im Sommer eine Reise nach Frankreich.

In de zomer reist ze niet altijd naar Frankrijk.

Der Frühling ist vergangen und der Sommer beginnt.

De lente is voorbij en de zomer begint.

Diesen Sommer werden wir ins Gebirge gehen und an die See.

Deze zomer zullen we naar de bergen gaan en naar zee.

Es sieht so aus, dass es diesen Sommer mal wieder kalt sein wird.

Het lijkt erop dat het deze zomer opnieuw koud zal zijn.

Es war ein schöner Sommer, und der Himmel war immer blau.

Het was een prachtige zomer, en de lucht was altijd blauw.


Gerelateerd aan Sommer-

sommerlich - Sommer