Vertaling van Spanisch
Voorbeelden in zinsverband
Spanisch ist seine Muttersprache.
Spaans is zijn moedertaal.
Sie können Spanisch.
Zij kunnen Spaans spreken.
Meine Muttersprache ist Spanisch.
Mijn moedertaal is Spaans.
Sie können Spanisch.
Zij kunnen Spaans spreken.
Ja, ich spreche Spanisch.
Ja, ik spreek Spaans.
Sprichst du Spanisch?
Spreekt u Spaans?
Jack spricht vielleicht auch Spanisch.
Misschien spreekt Jack ook Spaans.
Mir kommt das spanisch vor.
Er is hier iets aan de hand.
In Valencia spricht man Valencianisch und Spanisch.
In Valencia spreekt men Valenciaans en Spaans.
Sie sprach mich auf Spanisch an.
Ze sprak mij aan in het Spaans.
Ich kann kein Englisch, geschweige denn Spanisch.
Ik kan geen Engels spreken, en Spaans nog minder.
Bob ist der einzige Schüler in unserer Klasse, der Spanisch kann.
Bob is de enige leerling in onze klas die Spaans kan spreken.