Vertaling van Stamm
Inhoud:
Duits
Nederlands
stammeln, stottern, lallen {ww.}
stamelen
stotteren
hakkelen
stotteren
hakkelen
ich stamm(e)le
ik stamel
» meer vervoegingen van stamelen
Voorbeelden in zinsverband
Duits
Nederlands
Der Apfel fällt nicht weit vom Stamm.
Zo vader, zo zoon.
Der Apfel fällt nicht weit vom Stamm.
De appel valt niet ver van de boom.