Vertaling van Streich

Inhoud:

Duits
Nederlands
Anschlag [m] (der ~), Schlag [m] (der ~), Streich [m] (der ~) {zn.}
veeg
tik
slag  [m]
klop
klets
klap
Hieb [m] (der ~), Schlag [m] (der ~), Streich [m] (der ~) {zn.}
slag  [m]
mep
houw
klap
flap [m]
streichen, anstreichen, tünchen {ww.}
schilderen
verven 
kleuren
streicheln {ww.}
aaien 

ich streich(e)le

ik aai
» meer vervoegingen van aaien

streichen {ww.}
een streep trekken
trekken
streicheln [o] {ww.}
strelen [o]

ich streich(e)le

ik streel
» meer vervoegingen van strelen

einholen, streichen {ww.}
neerhalen
strijken
laten zakken
streichen, streichen über, leicht reiben {ww.}
strijken
liniieren, streichen {ww.}
lijnen
liniëren

du streich(e)! (gebiedende wijs)