Vertaling van Student
Inhoud:
Duits
Nederlands
Student {zn.}
student
Bist du Student?
Zijt ge student?
Ich war zu jener Zeit Student.
Toen was ik student.
Voorbeelden in zinsverband
Duits
Nederlands
Bist du Student?
Zijt ge student?
Er ist Student.
Hij studeert.
Er ist ein fauler Student.
Hij is een luie student.
Ich bin ein neuer Student.
Ik ben een nieuwe student.
Bist du Student an einer Hochschule?
Studeer je?
Ich war zu jener Zeit Student.
Toen was ik student.
Ich bin (Lehrer / Student / Ingenieur)
Ik ben leraar/ben student/ingenieur
Als er Student war, ging er nur einmal in die Disko.
Toen hij student was, ging hij slechts één keer naar de discotheek.