Vertaling van Supermarkt

Inhoud:

Duits
Nederlands
Supermarkt [m] (der ~) {zn.}
supermarkt [m] (de ~)
zelfbedieningszaak
zelfbedieningswinkel
Ich bin zum Supermarkt gegangen.
Ik ben naar de supermarkt geweest.
Mary arbeitet in einem Supermarkt.
Mary werkt bij een supermarkt.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Ich bin zum Supermarkt gegangen.

Ik ben naar de supermarkt geweest.

Mary arbeitet in einem Supermarkt.

Mary werkt bij een supermarkt.

Tom geht immer in den Supermarkt, in dem Mary arbeitet.

Tom gaat altijd naar de supermarkt waar Mary werkt.


Gerelateerd aan Supermarkt