Vertaling van Tanz

Inhoud:

Duits
Nederlands
Tanz [m] (der ~) {zn.}
dans  [m]
tänzeln {ww.}
huppelen

ich tänz(e)le

ik huppel
» meer vervoegingen van huppelen

tanzen {ww.}
dansen 
Ich will tanzen.
Ik wil dansen.
Sie will tanzen.
Zij wil dansen.


Gerelateerd aan Tanz

tänzeln - tanzen