Vertaling van Ticket

Inhoud:

Duits
Nederlands
Billett [o] (das ~), Fahrkarte [v] (die ~), Karte [v] (die ~), Ticket [o] (das ~), Schein [m] (der ~), Briefchen [m] (der ~) {zn.}
kaartje  [o]
ticket [o]
biljet  [o]
Hast du ein Ticket?
Heb je een kaartje?
Ich habe kein Ticket.
Ik heb geen ticket.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Hast du ein Ticket?

Heb je een kaartje?

Ich habe kein Ticket.

Ik heb geen ticket.

Wo haben Sie das Ticket gekauft?

Waar heeft u het ticket gekocht?

Ich sagte ihnen, sie sollen mir ein neues Ticket schicken.

Ik heb ze gezegd dat ze me nog een ticket moeten opsturen.


Gerelateerd aan Ticket

Billett - Fahrkarte - Karte - Schein - Briefchen