Vertaling van Verband

Inhoud:

Duits
Nederlands
Assoziation [v] (die ~), Verbindung [v] (die ~), Vereinigung [v] (die ~), Verband [m] (der ~), Bund {zn.}
genootschap
vereniging 
associatie 
Union [v] (die ~), Verband [m] (der ~), Verbindung [v] (die ~), Verein [m] (der ~) {zn.}
unie [v]
vereniging  [v]
eenwording [v]
Die zwölf Sterne in der Flagge der Europäischen Union symbolisieren nicht die zwölf Gründungsmitglieder der Union. Sie symbolisieren die Zw…
De twaalf sterren op de vlag van de Europese Unie symboliseren niet de twaalf oprichters van de unie. Ze symboliseren de twaalf apostelen.
Die Europäische Union hat 23 offizielle Sprachen, theoretisch gleichberechtigte, aber in der Praxis mit nur 3 Arbeitssprachen: Englisch, Französisch und Deutsch.
De Europese Unie heeft 23 officiële talen met theoretisch gelijke rechten, maar in de praktijk slechts 3 werktalen: Engels, Frans en Duits.
Bandage [v] (die ~), Verband [m] (der ~), Binde [v] (die ~) {zn.}
zwachtel
verband
Formation, Verband [m] (der ~), Formatio {zn.}
formatie [v]
Allianz [v] (die ~), Band [o] (das ~), Bund, Bündnis [o] (das ~), Liga [v] (die ~), Verband [m] (der ~), Verbindung [v] (die ~), Bindung [v] (die ~) {zn.}
link
liga
verbond
bond [m]
Binde [v] (die ~), Verband [m] (der ~) {zn.}
band [m]
bandagieren, mit Bandagen versehen, verbinden {ww.}
verbinden 
omzwachtelen
inzwachtelen
zwachtelen

ich verband
er/sie/es verband

ik verbond
hij/zij/het verbond
» meer vervoegingen van verbinden

Der neue Tunnel wird Britannien und Frankreich verbinden.
De nieuwe tunnel zal Brittannië met Frankrijk verbinden.
verbinden {ww.}
verbinden 
aan elkaar vastmaken

ich verband
er/sie/es verband

ik verbond
hij/zij/het verbond
» meer vervoegingen van verbinden

verbinden {ww.}
een verband omleggen
verzorgen van een wond

ich verband

umbinden, verbinden {ww.}
ombinden

ich verband
er/sie/es verband

ik bond om
hij/zij/het bond om
» meer vervoegingen van ombinden

aggregieren, zusammenballen, verbinden {ww.}
samenvoegen
aggregeren
bijeenhopen
verzamelen 

ich verband
er/sie/es verband

ik voegde samen
hij/zij/het voegde samen
» meer vervoegingen van samenvoegen

verbinden, verknüpfen {ww.}
bijeenbinden
samenbinden
verbinden 

ich verband
er/sie/es verband

ik bond bijeen
hij/zij/het bond bijeen
» meer vervoegingen van bijeenbinden

binden, verbinden {ww.}
aansluiten 
binden 
vastbinden
vastmaken 
verbinden 

ich verband
er/sie/es verband

ik sloot aan
hij/zij/het sloot aan
» meer vervoegingen van aansluiten



Gerelateerd aan Verband

Assoziation - Verbindung - Vereinigung - Bund - Union - Verein - Bandage - Binde - Formation - Formatio - Allianz - Band - Bündnis - Liga - Bindung