Vertaling van Wohnung

Inhoud:

Duits

Nederlands

Wohnung [v] (die ~) {zn.}

woning [v]
onderkomen [o]
logies [o]
kwartier [o]

Meine Wohnung liegt im vierten Stock.

Mijn woning is op de vierde verdieping.

Hat Tom einen Schlüssel zu Marys Wohnung?

Heeft Tom een sleutel van Marys woning?

Appartement [o] (das ~), Etagenwohnung [v] (die ~), Gemach [o] (das ~), Wohnung [v] (die ~), Zimmerflucht [v] (die ~), Suite [v] (die ~) {zn.}

appartement [o]
flat [m]

Dies ist das Appartement von Tom.

Dit is Toms flat.

Wir haben die Wohnung vermietet.

We huurden het appartement.

Haus [o] (das ~), Heim [o] (das ~), Wohnung [v] (die ~), Zuhause [o] (das ~), Heimat [v] (die ~) {zn.}

thuis
tehuis

Zuhause bleiben ist langweilig.

Thuis blijven is saai.

Wart ihr gestern Abend zuhause?

Waart gij gisteravond thuis?

Duits

Nederlands

Ich lebe in einer Wohnung.

Ik woon in een appartement.

Hat die Wohnung drei Zimmer?

Heeft de flat drie slaapkamers?

Wir haben die Wohnung vermietet.

We huurden het appartement.

Meine Wohnung liegt im vierten Stock.

Mijn woning is op de vierde verdieping.

Hat Tom einen Schlüssel zu Marys Wohnung?

Heeft Tom een sleutel van Marys woning?

Hat Tom einen Schlüssel zu Marys Wohnung?

Heeft Tom een sleutel van Marys woning?

Es kann schwierig sein, eine Wohnung zu finden.

Het kan moeilijk zijn om een appartement te vinden.