Vertaling van Zahnarzt

Inhoud:

Duits
Nederlands
Zahnarzt [m] (der ~), Dentist [m] (der ~) {zn.}
tandarts  [m]
Er ist von Beruf Zahnarzt.
Hij is tandarts van beroep.
Kennt ihr einen guten Zahnarzt?
Ken jij een goede tandarts?
Zahnarzt [m] (der ~) {zn.}
tandarts 
Sie riet ihm, zum Zahnarzt zu gehen, doch er sagte, dass er dazu nicht genug Zeit habe.
Ze raadde hem aan de tandarts te gaan, maar hij zei dat hij daar niet genoeg tijd voor had.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Kennt ihr einen guten Zahnarzt?

Ken jij een goede tandarts?

Er ist von Beruf Zahnarzt.

Hij is tandarts van beroep.

Sie riet ihm, zum Zahnarzt zu gehen, doch er sagte, dass er dazu nicht genug Zeit habe.

Ze raadde hem aan de tandarts te gaan, maar hij zei dat hij daar niet genoeg tijd voor had.


Gerelateerd aan Zahnarzt

Dentist