Vertaling van Zauber

Inhoud:

Duits
Nederlands
Zauber [m] (der ~), Zaubern {zn.}
toverij [v]
Zauber [m] (der ~), Zaubern {zn.}
toverij [v]
Zauber [m] (der ~) {zn.}
betovering  [v]
begoocheling [v]
Magie [v] (die ~), Zauber [m] (der ~) {zn.}
toverkunst
magie [v]
Anmut [v] (die ~), Charme [m] (der ~), Reiz [m] (der ~), Liebreiz [m] (der ~), Zauber [m] (der ~) {zn.}
charme  [m]
bekoring  [v]
bekoorlijkheid [v]
Musik hat den Reiz ein wildes Tier zu beruhigen.
Muziek heeft de charme om een wild beest te kalmeren.


Gerelateerd aan Zauber

Zaubern - Magie - Anmut - Charme - Reiz - Liebreiz